Kasgeldlimiet
Met betrekking tot het beheer van de renterisico’s zijn er wettelijke voorschriften. Zo wordt de maximale gemiddelde omvang waarvoor gemeenten kortlopende leningen en schulden in rekening courant mogen aangaan bepaald door de kasgeldlimiet. Kortlopende leningen zijn leningen met een looptijd korter dan 1 jaar. Het maximum wordt volgens de Wet Financiering decentrale overheden (FiDO) berekend op basis van een vast percentage van het begrotingstotaal per 1 januari, te weten 8,5%. Voor 2019 betekent dit een kasgeldlimiet van € 46.321.005.
Zolang de korte rente lager is dan de rente voor langere looptijden streven wij ernaar de kasgeldlimiet optimaal te benutten. Echter in de huidige situatie van lage rente voor langlopende leningen kan het soms verstandig zijn eerder leningen met een korte looptijd om te zetten in leningen met een langere looptijd. Dit is 2019 niet aan de orde geweest. In het Treasurycomité zijn spelregels afgesproken voor het moment waarop we korte schuld omzetten in lange schuld (consolideren). Daarbij spelen rentevisie en liquiditeitsprognose een belangrijke rol. In het overzicht hieronder is weergegeven dat alleen in het tweede kwartaal van 2019 de kasgeldlimiet is overschreden. Deze incidentele overschrijding is, conform de Wet FiDO, toegestaan en was voorzien vanwege te ontvangen gemeentelijke heffingen en jaarlijkse teruggave vanuit het btw-compensatiefonds in het tweede kwartaal.
Kasgeldlimiet | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
Gemiddelde vlottende schuld minus gemiddelde vlottende middelen | 42.571.820 | 49.868.443 | 18.668.663 | 24.924.729 |
Kasgeldlimiet | 46.321.005 | 46.321.005 | 46.321.005 | 46.321.005 |
Ruimte onder de kasgeldlimiet | 3.749.185 | -3.547.438 | 27.652.342 | 21.396.276 |
Berekening kasgeldlimiet | ||||
Begrotingstotaal | 544.953.000 | 544.953.000 | 544.953.000 | 544.953.000 |
Percentage regeling | 8,5% | 8,5% | 8,5% | 8,5% |
Kasgeldlimiet | 46.321.005 | 46.321.005 | 46.321.005 | 46.321.005 |
Renterisico over de vaste schuld
Voor het renterisico over het begrotingstotaal geldt een norm van maximaal 20% per jaar. Dit houdt in dat wij in enig jaar niet meer dan een bedrag ter grootte van 20% van het begrotingstotaal aan herfinanciering dan wel renteherziening mogen hebben. Dat maximum percentage is door het Rijk ingesteld om een enigszins stabiele rentelast over de jaren te bewerkstelligen.
In onderstaand overzicht is dit voor onze gemeente weergegeven voor de jaren 2019 - 2023. Hieruit blijkt dat de renterisiconorm in 2019 niet is overschreven. Het bedrag aan renteherziening en herfinanciering is ook voor de komende jaren beperkt, er wordt dan ook geen overschrijding verwacht. Naast deze norm kijken wij naar de meerjarige financieringsbehoefte om de looptijd van nieuwe langlopende leningen te bepalen.
RENTERISICO OP VASTE SCHULD VERSUS RENTERISICONORM | |||||||||
Begroot | Realisatie | Begroot | Begroot | Begroot | Begroot | ||||
nr. | Omschrijving | 2019 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||
Berek. | |||||||||
Renterisico | |||||||||
1a | Renteherziening op vaste schuld o/g | 3.000.000 | 0 | 15.000.000 | 0 | 0 | 0 | ||
1b | Renteherziening op vaste schuld u/g | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
2 | Per saldo renteherziening op vaste schuld | 1a - 1b | 3.000.000 | 0 | 15.000.000 | 0 | 0 | 0 | |
3 | Aflossingen | 19.354.000 | 20.000.000 | 3.049.000 | 11.445.000 | 21.494.000 | 18.809.000 | ||
4 | Renterisico op vaste schuld | 2 + 3 | 22.354.000 | 20.000.000 | 18.049.000 | 11.445.000 | 21.494.000 | 18.809.000 | |
Renterisiconorm | |||||||||
5 | Begrotingstotaal | 544.953.000 | 544.953.000 | 568.066.000 | 568.066.000 | 568.066.000 | 568.066.000 | ||
6 | Percentage renterisiconorm volgens ministeriële regeling | 20% | 20% | 20% | 20% | 20% | 20% | ||
7 | Renterisiconorm | 5 * 6 | 108.991.000 | 108.991.000 | 113.613.000 | 113.613.000 | 113.613.000 | 113.613.000 | |
8 | Ruimte onder renterisiconorm | 7 - 4 | 86.637.000 | 88.991.000 | 95.564.000 | 102.168.000 | 92.119.000 | 94.804.000 | |
ofwel renterisico in percentage van begrotingstotaal | 4 / 5 | 4,10% | 3,67% | 3,18% | 2,01% | 3,78% | 3,31% |
Risico verstrekte leningen
Hieronder vindt u een overzicht per categorie van de verstrekte geldleningen per 1 januari 2019 en 31 december 2019. Dit overzicht is zo opgebouwd dat hoe lager in het overzicht de verstrekte leningen staan, hoe hoger het risico is, waarbij alle verstrekte leningen wel binnen de toegestane kredietrisico's vallen. De verstrekte leningen voldoen aan de eisen gesteld door de Wet Fido en het Treasurystatuut of zijn expliciet door uw Raad goedgekeurd. Dit laatste geldt met name voor de verstrekte leningen aan de entiteiten met een publiek karakter en de overige instellingen.
Een gedetailleerd overzicht van de verstrekte langlopende geldleningen vindt u hier.
Overzicht per risicogroep verstrekte geldleningen 2019 | ||||
Verstrekte leningen op | Verstrekte leningen op | |||
Bedragen | In %%% | Bedragen | In %%% | |
van totaal | van totaal | |||
Categorie | ||||
Gemeenten | 260.701 | 0,90% | 0 | 0,00% |
Bijstandsleningen | 2.601.747 | 8,96% | 2.352.472 | 9,76% |
Woningcorporaties | 13.138.425 | 45,24% | 12.181.626 | 50,53% |
Startersleningen via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland | 1.821.875 | 6,27% | 1.441.562 | 5,98% |
Overheid gelieerde bedrijven | 3.760.320 | 12,95% | 3.009.202 | 12,48% |
Karakter publieke taak | 6.052.183 | 20,84% | 4.061.527 | 16,85% |
Overige instellingen | 1.405.020 | 4,84% | 1.059.313 | 4,40% |
Totaal verstrekte leningen | 29.040.271 | 100,00% | 24.105.702 | 100,00% |
De gemeenteraad heeft vooral in het verleden garanties verstrekt voor leningen die onder meer door lokale woningbouwverenigingen, verzorgingstehuizen, sportverenigingen en dergelijke zijn aangegaan. Tegenwoordig zijn er waarborgfondsen voor woningbouw, zorg en dergelijke. Hiermee wordt een rechtstreeks beroep op de gemeente om garant te staan voor leningen, aangegaan door deze instanties, steeds kleiner. Bij leningen verstrekt aan woningbouwcorporaties is de gemeente nog steeds verplicht om als ‘achtervang’ garant te staan.
Hieronder is het totaal van de diverse garantstellingen per begin van het jaar en eind van het jaar getoond.
Elders in deze jaarrekening is in een bijlage van de Niet uit de balans blijkende verplichtingen een specificatie opgenomen.
Risico op gemeentegaranties | Restant bedrag | Restant bedrag |
per 1 januari 2019 | per 31 december 2019 | |
Absoluut | Absoluut | |
· Diverse garantstellingen | 1.639.898.000 | 1.631.167.000 |
Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat gemeenten overtollige middelen in de schatkist moeten onderbrengen. Een beperkte hoeveelheid geld mag de gemeente op haar eigen bankrekeningen aanhouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van een gemeente in het verslagjaar. 0,75% van dat begrotingstotaal tot € 500 miljoen en 0,2% over het eventueel hogere bedrag mag gemiddeld per kwartaal buiten de schatkist blijven. Voor Zwolle betekent dit in 2019 een drempelbedrag van
€ 3.839.906.
Het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland hield tot en met 2019 overtollige middelen aan via de gemeente Zwolle om organisatorische redenen. Het Agentschap had toegestemd met het samenvoegen van het drempelbedrag van deze gemeenschappelijke regeling met het drempelbedrag van de gemeente Zwolle. Hierdoor mocht het drempelbedrag worden verhoogd met € 250.000 tot in totaal € 4.089.906 in 2019.
In onderstaande tabel wordt hierover gerapporteerd en daaruit blijkt dat wij ruim binnen het drempelbedrag zijn gebleven.
Berekening 2019 benutting drempelbedrag schatkistbankieren | |||||
Verslagjaar 2019 | |||||
1) | Drempelbedrag (incl.RSJ IJsselland) | 4.089.906 | |||
Kwartaal 1 | Kwartaal 2 | Kwartaal 3 | Kwartaal 4 | ||
2) | Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen | 2.808.117 | 2.674.215 | 2.359.570 | 2.380.126 |
(3a) = (1)>(2) | Ruimte onder het drempelbedrag | 1.281.789 | 1.415.691 | 1.730.336 | 1.709.780 |
(3b) = (2)>(1) | Overschrijding van het drempelbedrag | ||||
(1) Berekening drempelbedrag | |||||
Verslagjaar | |||||
(4a) | Begrotingstotaal verslagjaar | 544.953.000 | |||
(4b) | Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan € 500 miljoen | 500.000.000 | |||
(4c) | Het deel van het begrotingstotaal dat de | 44.953.000 | |||
(1) = (4b) * 0,0075 + (4c) * 0,002 met een minimum van | Drempelbedrag | 3.839.906 | |||
(2) Berekening kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen | |||||
Kwartaal 1 | Kwartaal 2 | Kwartaal 3 | Kwartaal 4 | ||
(5a) | Som van de per dag buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen (negatieve bedragen tellen als nihil) | 252.730.552 | 243.353.608 | 217.080.439 | 218.971.560 |
(5b) | Dagen in het kwartaal | 90 | 91 | 92 | 92 |
(2) - (5a) / (5b) | Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's-Rijks schatkist aangehouden middelen | 2.808.117 | 2.674.215 | 2.359.570 | 2.380.126 |